Deze tentoonstelling wil het leven en werken van de lekenbroeders belichten, harde werkers die nauwelijks voor het voetlicht traden.
Naast de koormonniken, die zich vooral met bidden, lezen, schrijven en studeren bezig hielden, waren zij het die de handarbeid uitvoerden.
De tentoonstelling belicht vier aspecten van deze lekenbroeders:
Waterbeheer
- het aanleggen van dijken tegen de vele overstromingen
- het graven van kanalen, zoals De Lindt en het Aduarderdiep, niet alleen belangrijk om de waterstand te reguleren, maar ook om een goede verbindingen te hebben met het oog op de handel
- het bouwen van sluizen, waarbij die bij Arbere de oudste is, maar ook die bij Aduarderzijl.
Leven en werken op en rond het kloosterterrein
bier brouwen, graan malen en brood bakken, tuinieren, leer looien, enz.
De voorwerken, te verdelen in noordelijke (landbouw en veeteelt) en zuidelijke voorwerken (turf steken, stenen bakken)
De noordelijke, waarvan de bekendste het Aduarder en het Fransumer Voorwerk, bestonden uit enkele boerderijen en een kapel. De zuidelijke voorwerken lagen o.a. in de buurt van Zuidlaren (Everswolde) en Roden (Ter Heijl) met verblijven voor de lekenbroeders en vaak een kapel.
De lekenbroeders die woonden op de voorwerken hielden zich bezig met:
- landbouw; ze bewerkten het land en verbouwden vooral graan om brood te kunnen bakken
- veeteelt voor vlees, huiden (leer) en wol
- turf steken; turf diende als brandstof ook voor de steenovens (tichelwerken)
Het vervaardigen van stenen om te kunnen bouwen.
Hiertoe werden steenovens opgericht, vaak waar in de buurt goede klei te vinden was. De lekenbroeders hebben naast het stenen bakken ook een belangrijke rol gespeeld in de bouw van de grote kerk en diverse gebouwen op het kloosterterrein.
Daar het klooster ca. 6500 ha. land bezat, spreekt het vanzelf dat er naast de eigen consumptie vele producten over waren die verhandeld werden:
turf, stenen, wol en vlees werden verkocht, eerst op de markt in de stad Groningen, maar ook geëxporteerd. Een akte van tolvrijdom voor het klooster van de havenstad Stade in Noord-Duitsland getuigt hiervan. Het klooster bezat zelfs een tijd een eigen vloot en een haven, gelegen tegenover het museum. Het refugium aan de Munnikeholm deed tevens dienst als handelspost. Daarom is in de tentoonstelling ook aandacht besteed aan handel en scheepvaart.