Ritmiek van klank en stilte, in en rond het klooster van Aduard
In dit jubileumjaar 2017 is er een extra feestelijk tentoonstelling. De titel geeft het wezen van het kloosterleven aan: Ritmiek van klank en stilte, in en rond het klooster van Aduard. Ze is gewijd aan de verheven taken van de kloosterling, het Opus Deï. De belangrijkste taak van een monnik bestond uit de getijden. 8 keer per dag, 365 dagen per jaar, een leven lang, ging de monnik naar de kerk voor zijn gebedsdiensten. De liturgie kende een strak ritme en vaste weerkerende patronen. Er zijn heel veel mooie objecten te bewonderen, sommige zijn voor het eerst na 400 jaar terug in Aduard.
In de grote kamer wordt door middel van een historische lijn met foto’s geschetst, hoe de liturgie van kerken en kloosters zich vanaf het ontstaan van het christendom tot aan de stichting van de Cisterciënzer orde heeft ontwikkeld. De verwevenheid van politiek en religie komt daarbij ook aan bod, evenals de kerstening van Frisia door missionarissen. In de drie nissen worden de acht getijden, de mis, de eucharistie en de Mariadevotie aanschouwelijk gemaakt door middel van beeldmateriaal en van objecten uit vier musea. Bijzonder is dat er ook objecten zijn te zien uit het vroegere Cisterciënzer klooster van Aduard. Zo heeft het Museum Catharijneconvent een Mariadoekje in bruikleen gegeven, dat in opdracht van één van de abten is gemaakt en bijna een halve meter breed en hoog is. Omdat het uiterst kwetsbaar is, moet het na een paar maanden retour naar Utrecht.
Het kloostermuseum heeft ook enkele objecten uit Leuven en Utrecht in eigendom gekregen. Ze zijn afkomstig uit kerken en kloosters, die zijn gesloten. Zo is in de hal een prachtig kazuifel te zien dat dateert van ongeveer 1900. De abtenkamer staat helemaal in het teken van het scriptorium, waar koormonniken de talloze soorten religieuze boeken, die bij de getijden en de mis werden gebruikt overschreven en met prachtige illuminaties versierden. Toen het orgel in de middeleeuwen in mode kwam, probeerden de Cisterciënzers dat instrument te weren, want het zou de devotie en het directe contact met het Hogere in de weg staan. In 1486 moesten ze bakzeil halen en orgels in kloosters toestaan. Aan de ritmiek van klank en stilte werd toen een nieuw element toegevoegd.
Bijzondere aandacht geeft de tentoonstelling aan de muziek van de kloosterling. Het gregoriaans krijgt aandacht , maar verrassend is de expositie over het orgel als instrument in de liturgie. De tentoonstelling besteedt aandacht aan de instrumentale muziek die in de kloosters heeft geklonken, met een speciaal accent op het orgel. Orgels in diverse maten van klein naar groot maken deel uit van de tentoonstelling. De tentoonstelling probeert antwoord te geven op vragen als : wat weten we van die orgels, hoe klonken ze, wat werd er op gespeeld en wanneer werden ze gebruikt. Er zijn gereconstrueerde Middeleeuwse orgels te zien en te beluisteren. Ook laat de tentoonstelling bronnen zien van de kennis van de Middeleeuwse instrumentale muziek. Twee replica’s van Middeleeuwse orgels zijn vanwege hun omvang in de Abdijkerk opgesteld.